Page 76 of Near Dark
‘Ik heb me daaraan gehouden, dat zweer ik.’
Opeens zag Harvath het weer. Die minuscule spiertrilling in zijn gezicht die hem verried, net als bij de vrachtwagenchauffeur. Landsbergis vertelde niet de waarheid.
‘Je liegt tegen me, Filip,’ zei Harvath, terwijl hij dichterbij kwam. ‘Neem van mij aan dat je dat beter niet kunt doen. Zeg op, aan wie heb je het verteld?’
‘Niemand. Ik zweer het.’
Zonder zijn blik van Landsbergis af te wenden zei hij tegen Sølvi: ‘Het ziet ernaar uit dat dit onaangenaam gaat worden. Wil jij twee paar handboeien uit mijn tas pakken? En ik heb een rol plasticfolie in de garage gezien. Die hebben we ook nodig.’
‘Wat krijgen we nou?’ riep devsd-agent. ‘Ben je gek geworden?’
‘Dat zou ik je op dit moment echt niet kunnen vertellen. Maar ik kan je wel het volgende zeggen. Ik vermoed dat niemand jou voor morgenochtend zal missen, op zijn vroegst. Dat betekent dat ik je de hele nacht tot mijn beschikking heb. Ik heb alle tijd. Weet je hoeveel tijd de moordenaar van Carl nam om hem te martelen? Zeker twee dagen. Twee hele dagen. Dus bekijk het eens van de zonnige kant. Het kan altijd erger. In zekere zin mag je zelfs van geluk spreken.’
‘Dit kun je niet maken.’
Harvath grijnsde. ‘Je kent me gewoon niet goed genoeg. Ik waardeer de kans om je vertrouwen te verdienen.’
‘Je bent echt stapelkrankzinnig.’
‘Dat zullen we dan nog weleens zien.’
Sølvi legde twee paar plastic boeien naast Harvath op tafel en liep weg naar de garage, waarschijnlijk om de rol plastic te zoeken waarom hij had gevraagd.
Landsbergis was zichtbaar geschokt door de aanblik van de boeien. Dat Harvath daar blijkbaar van tevoren aan gedacht had, deed hem vrezen dat de Amerikaan in elk geval niet blufte en zijn dreigement zonder meer zou uitvoeren. ‘Dat is toch helemaal niet nodig.’
‘Blijkbaar wel,’ antwoordde Harvath. ‘Als je me niet de waarheid vertelt, dan moet het maar op deze manier.’
‘Ik begrijp iets niet,’ riep Landsbergis ineens, in een poging te verijdelen wat nu onvermijdelijk leek. ‘Waarom ben je bij Luksa op bezoek gegaan? Hoe wist je dat hij een ongeluk had gehad?’
Normaal gesproken stond Harvath de personen die hij aan een verhoor onderwierp niet toe om hun eigen vragen te stellen, maar deze vraag van devsd-agent leek gerechtvaardigd. ‘Gedurende de twee dagen dat Carl werd gemarteld, verschafte zijn moordenaar zich toegang tot zijn apparaten om informatie over mij te verzamelen. De enige recente grootschalige missie die hij en ik samen hadden uitgevoerd was de Kaliningradoperatie, samen met jou. Terwijl we naar alle losse eindjes keken, dook Luksa ineens op.
Volgens de rapporten had hij een ongeluk gehad. Maar zijn verwondingen wezen er eerder op dat hij in elkaar was geslagen of gemarteld. Ik wilde dat met eigen ogen zien, dus ben ik helemaal hierheen gevlogen om hem te spreken. En weet je wat hij aan mij heeft opgebiecht?’
Landsbergis haalde diep adem voordat hij antwoord gaf. ‘Dat hij gemarteld was?’
Harvath knikte. ‘Hij beweert dat het een ploeg Russen was. En hij werd niet alleen gemarteld, maar werd ook gedwongen om toe te geven dat hij aan de operatie had meegewerkt. Ook moest hij de naam opgeven van degene voor wie hij had gewerkt. Jou dus.’
Landsbergis geloofde hem niet. ‘Nu lieg jíj. Antanas Luksa is voor mij als familie. Onmogelijk dat hij mijn naam ooit aan iemand zou doorgeven.’
‘We zullen zien hoe goed jij je onder een dergelijk scenario houdt. Iets zegt me dat je het niet zo moeilijk te geloven zult vinden als we eenmaal begonnen zijn.’
‘Is dit wat je wilde hebben?’ vroeg Sølvi, terwijl ze met de rol plasticfolie binnenkwam.
Harvath knikte.
‘Waar moet ik het neerzetten?’
‘Laten we het in de eetkamer doen.’
‘Wacht,’ riep Landsbergis uit. ‘Als hij echt mijn naam echt heeft onthuld, waarom is hier dan nooit iemand op bezoek geweest?’
Harvath keek hem indringend aan terwijl hij sprak. Ditmaal was er geen enkel teken, geen enkele spiertrilling die verried dat hij loog. Hij leek de waarheid te vertellen, althans op dit punt.
‘Is er niemand bij je langs geweest? Helemaal niemand?’
Landsbergis schudde zijn hoofd. ‘Niemand.’
‘Maar jij hebt het wel aan iemand verteld,’ zei Harvath. ‘Wie was dat?’
Table of Contents
- Page 1
- Page 2
- Page 3
- Page 4
- Page 5
- Page 6
- Page 7
- Page 8
- Page 9
- Page 10
- Page 11
- Page 12
- Page 13
- Page 14
- Page 15
- Page 16
- Page 17
- Page 18
- Page 19
- Page 20
- Page 21
- Page 22
- Page 23
- Page 24
- Page 25
- Page 26
- Page 27
- Page 28
- Page 29
- Page 30
- Page 31
- Page 32
- Page 33
- Page 34
- Page 35
- Page 36
- Page 37
- Page 38
- Page 39
- Page 40
- Page 41
- Page 42
- Page 43
- Page 44
- Page 45
- Page 46
- Page 47
- Page 48
- Page 49
- Page 50
- Page 51
- Page 52
- Page 53
- Page 54
- Page 55
- Page 56
- Page 57
- Page 58
- Page 59
- Page 60
- Page 61
- Page 62
- Page 63
- Page 64
- Page 65
- Page 66
- Page 67
- Page 68
- Page 69
- Page 70
- Page 71
- Page 72
- Page 73
- Page 74
- Page 75
- Page 76 (reading here)
- Page 77
- Page 78
- Page 79
- Page 80
- Page 81
- Page 82
- Page 83
- Page 84
- Page 85
- Page 86
- Page 87
- Page 88
- Page 89
- Page 90
- Page 91
- Page 92
- Page 93
- Page 94
- Page 95
- Page 96
- Page 97
- Page 98
- Page 99
- Page 100
- Page 101
- Page 102
- Page 103
- Page 104
- Page 105
- Page 106
- Page 107
- Page 108
- Page 109
- Page 110
- Page 111
- Page 112
- Page 113
- Page 114
- Page 115
- Page 116
- Page 117
- Page 118
- Page 119
- Page 120
- Page 121
- Page 122
- Page 123