Page 48 of Near Dark
Teneinde hun slachtoffer eindelijk af te maken gingen de Franse tieners verspreid over het terrein op zoek naar alles wat als wapen kon dienen: stenen, stokken, gebroken flessen en zelfs brokken beton, terwijl ze hun bebloede wonden depten met vuile handen en T-shirts.
De jonge Arabier week geen centimeter en gebaarde grijnzend met zijn scheermes dat hij hen graag zag komen.
De leider van de bende had zo’n diepe snijwond opgelopen dat hij zich had laten terugzakken. Een nieuwe leider had het van hem overgenomen. Nadat hij zijn kameraden een paar instructies had gegeven, draaide hij zich naar hun tegenstander toe.
Misschien was de magere, licht getinte tiener doodsbang, maar hij liet daar in elk geval niets van merken. Zijn gezichtsuitdrukking bleef even ondoorgrondelijk als daarnet. Zijn schijnbare kalmte moest voor zijn vijanden bepaald angstwekkend zijn geweest.
Toch verzamelden de Franse tieners weer moed en kwamen ze vanuit diverse hoeken op hem af.
Nogmaals weerde de Arabier hun aanvallen af, om zijn as draaiend en wegglijdend, als een ervaren surfer die een golf over zich heen liet komen. Ditmaal ging hij zelf echter niet in de aanval. Hij liet ze allemaal ongedeerd passeren. Nekrasov zat roerloos naar het fascinerende spektakel te kijken.
De jonge Arabier had hen precies op de plek gekregen waar hij ze wilde hebben. Hij had het gevecht daar kunnen beëindigen, maar in plaats daarvan was hij soepeltjes van hun aanval weggelopen en had hij hen allemaal straffeloos laten passeren.
De enige verklaring was dat hij het leuk vond om met hen te spelen, dat hij graag met zijn uitzonderlijke vaardigheid pronkte.
Maar op een gegeven moment zou hij een eind aan deze vertoning moeten maken en Nikolai wilde dat maar al te graag meemaken. Helaas kwam het niet zover.
Vanuit een gebouw in de buurt riep een oude vrouw die op de derde verdieping uit het raam leunde dat ze de politie had gebeld. De Franse tieners verstijfden. Als dat dreigement echt waar bleek, was dat een probleem. Maar het bood ook een kans.
Te oordelen naar hun uiterlijk waren dit geen plaatselijke studenten of misdienaars. Dit waren opgeschoten jongeren. Waarschijnlijk waren ze allemaal al met de politie in aanraking geweest, en mogelijk zelfs meermalen. Als de politie onderweg was en ze zich niet verspreidden, konden ze moeilijkheden verwachten. Dit was het ‘probleem’-gedeelte.
De ‘kans’ was dat ze hiermee een excuus hadden gekregen om te vluchten, voordat de Arabier ze kon afmaken. Later konden ze weer moed vatten en hun gekwetste ego’s troosten door te beweren dat ze de Arabier zouden hebben afgemaakt en als een bloederig hoopje mens zouden hebben achtergelaten als dat oude vrouwtje de politie niet had gebeld.
En daarom verzamelden ze zich als een vlucht spreeuwen en vluchtten ze een smalle steeg in.
Omdat je beter voorzichtig dan overmoedig kon zijn, draaide de Arabier de andere kant op en rende eveneens weg.
Tot Nikolais plezier liep hij recht op hem af. De Rus rolde het raampje van de Bentley omlaag en wenkte de jongen.
De jongen liep langzaam naar de kostbare auto toe, op zijn hoede voor de talloze seksbeluste jagers die de Rivièra frequenteerden.
‘Dat was best indrukwekkend,’ zei Nekrasov. ‘Waar heb je zo leren vechten?’
‘Van mijn broer,’ zei de jonge Arabier, wiens stem zijn trots verried.
‘Dat klinkt als iemand voor wie ik misschien wel werk heb. Waar kan ik hem vinden?’
‘Clairvaux.’
Nekrasov kende deze extra beveiligde gevangenis goed. De Russische anarchist Peter Kropotkin, een van de grondleggers van het Franse socialisme, had hier vastgezeten, evenals de internationale terrorist Carlos de Jakhals. Het was bepaald geen aangenaam oord en was exclusief gereserveerd voor de zwaarste criminelen in Frankrijk.
‘Wat doet je vader?’ vroeg de Rus.
‘Hij is dood.’
‘En je moeder?’
‘Ze maakt huizen schoon van rijke mensen zoals jij.’
Nekrasov glimlachte. Deze jongen kende geen angst en was ook bijzonder intelligent. Een beetje zoals hijzelf was toen hij zo oud was.
‘Werk je? Of ga je naar school?’
De tiener haalde zijn schouders op. ‘Ik werk wel. ‘En soms ga ik naar school.’
‘Wil je een betere baan?’ vroeg de Rus.
‘Je weet niet eens wat ik doe.’
Table of Contents
- Page 1
- Page 2
- Page 3
- Page 4
- Page 5
- Page 6
- Page 7
- Page 8
- Page 9
- Page 10
- Page 11
- Page 12
- Page 13
- Page 14
- Page 15
- Page 16
- Page 17
- Page 18
- Page 19
- Page 20
- Page 21
- Page 22
- Page 23
- Page 24
- Page 25
- Page 26
- Page 27
- Page 28
- Page 29
- Page 30
- Page 31
- Page 32
- Page 33
- Page 34
- Page 35
- Page 36
- Page 37
- Page 38
- Page 39
- Page 40
- Page 41
- Page 42
- Page 43
- Page 44
- Page 45
- Page 46
- Page 47
- Page 48 (reading here)
- Page 49
- Page 50
- Page 51
- Page 52
- Page 53
- Page 54
- Page 55
- Page 56
- Page 57
- Page 58
- Page 59
- Page 60
- Page 61
- Page 62
- Page 63
- Page 64
- Page 65
- Page 66
- Page 67
- Page 68
- Page 69
- Page 70
- Page 71
- Page 72
- Page 73
- Page 74
- Page 75
- Page 76
- Page 77
- Page 78
- Page 79
- Page 80
- Page 81
- Page 82
- Page 83
- Page 84
- Page 85
- Page 86
- Page 87
- Page 88
- Page 89
- Page 90
- Page 91
- Page 92
- Page 93
- Page 94
- Page 95
- Page 96
- Page 97
- Page 98
- Page 99
- Page 100
- Page 101
- Page 102
- Page 103
- Page 104
- Page 105
- Page 106
- Page 107
- Page 108
- Page 109
- Page 110
- Page 111
- Page 112
- Page 113
- Page 114
- Page 115
- Page 116
- Page 117
- Page 118
- Page 119
- Page 120
- Page 121
- Page 122
- Page 123