Page 70 of Near Dark
Met zijn blik strak op haar gericht zei hij: ‘Carl Pedersen’
Heel even vertrok de vrouw pijnlijk haar gezicht. Harvath wist niet of ze het niet kon verbergen of dat het haar niets kon schelen. Het enige wat hij wist was dat die blijk van emotie even snel weer verdween als die was opgekomen.
‘Ik weet wie je bent,’ zei hij. ‘Tenminste, dat denk ik.’
‘O ja?’ zei ze. ‘Wie ben ik dan?’
‘Draai je om, dan ik vertel het je.’
Gezien de machtsverhoudingen op dat moment was het een belachelijk verzoek, en Sølvi moest er onwillekeurig om grinniken. ‘Wil jij dan mijn pistool vasthouden terwijl ik dat doe?’
Ze raakte steeds beter op hem ingespeeld. ‘Je zult het zelf moeten vasthouden,’ zei hij, duidend op de houding waarin hij moest staan. ‘Mijn armen beginnen moe te worden.’
‘Waarom wil je dan dat ik me omdraai?’
‘Omdat je een of andere tatoeage op je rug hebt, als ik me niet vergis. Een citaat van Rousseau, als ik me goed herinner.’
‘Het is van Sartre,’ corrigeerde ze hem.
Harvath grijnsde. Hij had haar getest. ‘Al was het van Ibsen geweest, Carl zou het toch een vreselijk idee hebben gevonden dat iemand die voor hem werkte een tatoeage had, en dan nog wel zijn beschermeling.’
In de tijd dat ze herstelde, was ze weer gaan joggen. Toen ze op een prachtige dag net daarvan was teruggekeerd, was Carl langsgekomen om te kijken hoe het met haar ging. Ze had een sportbeha gedragen, en hij had toen niet alleen de tatoeage opgemerkt, maar haar er ook om uitgefoeterd.
Hij had een hekel aan tatoeages omdat ze een zichtbaar identificatiemiddel waren, en die konden spionnen noodlottig worden.
En anders dan wanneer je hinkte of een litteken in je gezicht had, ging het bij haar, een vrouw met een tatoeage over haar ruggengraat, om een kwetsbaarheid waar ze bewust voor had gekozen.
Hij had het aan haar duistere drugsverleden toegeschreven, maar er was nog iets wat hem kwaad maakte. Van alle citaten die ze had kunnen kiezen, had ze Sartre gekozen. Dat stoorde hem waarschijnlijk nog het meest. Carl beschouwde Sartre niet als een briljant filosoof of existentialist, maar als een politiek fenomeen, zoals hij alles politiek maakte. Sartre was marxist geweest en daarom was hij Pedersens vijand.
Bij elke klacht over de tatoeage had ze hem nederig gelijk gegeven. Dat marxistische gedoe was oerstom, en dat had ze hem ook laten weten. Maar politiek had helemaal niets te maken met haar keuze, en ze liet hem weten dat wat haar betrof de discussie gesloten was. Voorgoed.
Maar Carl had dat blijkbaar anders gezien.
‘Het verbaast me dat hij dat aan jou heeft verteld,’ zei ze.
‘Het verbaast mij dat ik nog steeds met mijn handen in de lucht sta,’ antwoordde Harvath. ‘Mag ik ze alsjeblieft laten zakken?’
Sølvi knikte.
‘Bedankt,’ zei hij, terwijl hij zijn armen omlaag bracht. ‘En voor de goede orde, Carl heeft me nooit over je tatoeage verteld. Hij heeft er met mijn baas over gesproken, en die heeft er tegen mij iets over gezegd.’
‘En jouw baas is Reed Carlton.’
‘Ja,’ antwoordde Harvath, terwijl hij zijn hand uitstak. ‘Scot Harvath.’
Sølvi liet haar pistool zakken, stapte naar voren en gaf hem een hand. ‘Sølvi Kolstad.’
‘Gecondoleerd. Carl was een heel goed mens.’
‘Jij ook gecondoleerd,’ zei ze. ‘Ik hoorde dat je behalve Reed ook je vrouw en een collega hebt verloren.’
Harvath knikte en veranderde van onderwerp. ‘Hoelang ben je hier al?’
‘Een tijdje.’
Hoe heb je het alarmsysteem omzeild?’
‘Daar heb ik zo mijn manieren voor,’ antwoordde ze.
Table of Contents
- Page 1
- Page 2
- Page 3
- Page 4
- Page 5
- Page 6
- Page 7
- Page 8
- Page 9
- Page 10
- Page 11
- Page 12
- Page 13
- Page 14
- Page 15
- Page 16
- Page 17
- Page 18
- Page 19
- Page 20
- Page 21
- Page 22
- Page 23
- Page 24
- Page 25
- Page 26
- Page 27
- Page 28
- Page 29
- Page 30
- Page 31
- Page 32
- Page 33
- Page 34
- Page 35
- Page 36
- Page 37
- Page 38
- Page 39
- Page 40
- Page 41
- Page 42
- Page 43
- Page 44
- Page 45
- Page 46
- Page 47
- Page 48
- Page 49
- Page 50
- Page 51
- Page 52
- Page 53
- Page 54
- Page 55
- Page 56
- Page 57
- Page 58
- Page 59
- Page 60
- Page 61
- Page 62
- Page 63
- Page 64
- Page 65
- Page 66
- Page 67
- Page 68
- Page 69
- Page 70 (reading here)
- Page 71
- Page 72
- Page 73
- Page 74
- Page 75
- Page 76
- Page 77
- Page 78
- Page 79
- Page 80
- Page 81
- Page 82
- Page 83
- Page 84
- Page 85
- Page 86
- Page 87
- Page 88
- Page 89
- Page 90
- Page 91
- Page 92
- Page 93
- Page 94
- Page 95
- Page 96
- Page 97
- Page 98
- Page 99
- Page 100
- Page 101
- Page 102
- Page 103
- Page 104
- Page 105
- Page 106
- Page 107
- Page 108
- Page 109
- Page 110
- Page 111
- Page 112
- Page 113
- Page 114
- Page 115
- Page 116
- Page 117
- Page 118
- Page 119
- Page 120
- Page 121
- Page 122
- Page 123